Opdracht 4
Je hebt met hulp van Oom Ko al heel wat vragen kunnen beantwoorden wat betreft de watersnoodramp van 1953. Zo weet je nu precies wat een watersnoodramp is en hoe de watersnoodramp van 1953 kon plaatsvinden. Zo heb je al één en ander geleerd over dijken en wat het inhoudt als een dijk doorbreekt.
Nederland is een waterland en vooral in het buitenland staan wij bekend om onze kennis wat betreft gevechten tegen het water. Vandaag de dag hebben we sterke en hoge dijken om ons te beschermen tegen het water. Maar wat deed men vroeger? Hoe ging men om met het water? En hoe beschermde men zichzelf tegen overstromingen? Kwamen deze uberhaupt wel voor? Nu weet oom Ko zelf ook niet zoveel van vóór de watersnoodramp. Maar het is wel belangrijk dat jij dat weet, zodat je precies kan na vertellen wat men vroeger deed om zich te beschermen tegen het water.
Bekijk het onderstaande filmpje.
In het filmpje spreekt deze meneer over het gebruik van terpen. Dat mensen vroeger op kleine heuvels hun toevlucht namen.
a. Waarom vindt men vooral in Friesland en Groningen terpen?
b. Vanaf 800 waren terpen niet langer noodzakelijk, leg dit uit.
c. In het filmpje wordt gezegd dat Nederland in het jaar 1000 nog grotendeels boven zeeniveau lag. Leg eens in je eigen woorden uit wat het zeeniveau is.
Bekijk het volgende filmpje.
Nederland ligt voor zestig procent onder het Normaal Amsterdams Peil.
d. Welke provincies liggen onder het NAP?
e. Bereken hoeveel meter onder het NAP jouw huis ligt.
Nederland lag in het jaar 1000 nog bijna geheel boven het zeeniveau en nu: anno 2012 voor 60 procent onder zeenniveau. Wat is er dan in die 1000 jaar precies gebeurd? Dat gaan jij en Ko nu uitzoeken.
Bekijk het onderstaande filmpje.
f. In het filmpje zegt de man: "Dus in 1200 lag het hier in de omgeving gemiddeld op het nulniveau." Leg eens in eigen woorden uit wat hiermee wordt bedoeld. maaiveld
g. Tussen 800 en 900 begon men voor het eerst met het ontginnen van land. Wat hield dat in?
h. Wat was de reden dat men op een gegeven moment molens ging gebruiken voor de ontginning van land?
i. Wat was hiervan het gevolg?
j. Waarom waren de overstromingen vanaf 1250 in verhouding groter dan de overstromingen van voor het jaar 1000?
k. De bodem van droogmakerijen, polders en aangewonnen land ligt lager dan de omgeving. Wat is hierdoor het gevolg? Leg dit in minstens drie zinnen uit.